Ontstaansgeschiedenis van “De Rand”

De spoorlijn Haarlem-Uitgeest, rond 1870 aangelegd, volgde in eerste instantie min of meer de Delft. Deze al in de 14e eeuw gegraven waterloop had altijd de grens gevormd van de stad Haarlem. Niet dat Haarlem al die gronden ten westen van de stad nodig had voor woningbouw. Aan de langs de Delft aangelegde Verspronckweg verschenen de eerste huizen pas in de jaren 10 en 20 van de vorige eeuw.

Aan de andere van de spoorlijn kant lagen Overveen en Bloemendaal. Ook daar zullen de treinreizigers destijds heel weinig huizen ontwaard hebben. Het was agrarisch gebied, in eerdere eeuwen gebruikt door de linnenblekers en in deze latere periode vooral door bloembollenkwekers. Niets voor niets was de naam 'Overveen' al in de middeleeuwen ontstaan. Nog veel langer geleden hadden zich namelijk langgerekte zandruggen gevormd, hoger gelegen gebied met daartussen vochtige veengronden. Haarlem lag op zo’n strandwal, Bloemendaal en het dorp Overveen op een andere. Het lager gelegen veengebied met zijn vochtige, slappe bodem leende zich niet goed voor woningbouw.

Strandwallen en veengrond

Het was dus lange tijd niet verstandig om in het lagere gebied te gaan bouwen, zeker niet als er in hoger gelegen gebied nog ruimte was. Dit veranderde omstreeks de overgang van de 19e naar de 20e eeuw. Steden en dorpen groeiden. De waterhuishouding was intussen ook flink verbeterd, zodat het niet meer onverantwoord was om op voorheen ongeschikte gronden bouwwerken neer te gaan zetten. Door het onttrekken van vocht aan de bodem ging deze weliswaar steeds meer inklinken, maar dat ongemak namen de nieuwe bewoners voor lief. De overheid stimuleerde de bouw door aanleg en verbetering van wegen.

In 1910 werd de Julianalaan aangelegd. Deze sloot nog niet aan op de Zeeweg, want die moest nog gerealiseerd worden. Wel stond er in de eerste bocht van de Julianalaan al snel een enkel bijzonder gebouw. De in de oliebusiness schatrijk geworden Adriaan Stoop, had een overdekt zwembad aan zijn gemeente geschonken en dit op deze wat afgelegen plek laten bouwen. Iets later, in 1925, verrees in dezelfde bocht het Kennemer Lyceum. Stoop gaf de school het grote sportveld cadeau dat er nog steeds is.

Stoops Bad en Kennemer Lyceum 1947
Stoops Bad en Kennemer Lyceum (1946-1947?). Bron: KLM

In dit decennium werden er steeds meer huizen aan de Julianalaan en de nabijgelegen Prins Mauritslaan gebouwd. De Willem de Zwijgerlaan, met twee rijbanen gescheiden door een breed plantsoen, verscheen pas in 1952 op de kaarten, hoewel de eerste huizen in de jaren 30 gebouwd werden. De ruim opgezette laan liep in noordelijke richting iets voorbij de Dompvloedslaan dood. Daarachter strekte zich een groen gebied uit.

Situatie in 1965. Er is nog geen Westelijke Randweg (A208). In het groene gebied ten noorden van het Kennemer Lyceum (onderaan in de cirkel) is duidelijk het patroon van de vele afwateringsslootjes richting de Delft te zien. Bron: TopoTijdreis

Situatie in 1965. De Westelijke Randweg (A208) is nog niet zichtbaar gemaakt op deze kaart. In het groene gebied ten noorden van het Kennemer Lyceum (onderaan in de cirkel) is duidelijk het patroon van de vele afwateringsslootjes richting de Delft te zien. Bron: TopoTijdreis



Deze bijna idyllische situatie werd wreed verstoord door de aanleg van de Westelijke Randweg. Op 23 maart 1962 werd het tracé Zijlweg-Kleverlaan geopend. Het fraaie plantsoen van de Willem de Zwijgerlaan werd opgeofferd om de nieuwe weg via een viaduct door Overveen te voeren. Het meest oostelijke deel van Overveen werd daardoor vanaf dat ogenblik ook gescheiden van de rest van de gemeente Bloemendaal.

Situatie in 1970. De Westelijke Randweg doorsnijdt Overveen. Het Kennemerpark bestaat nog niet. Het transformatorstation zal omstreeks 1981 gebouwd worden. Bron: TopoTijdreis

Situatie in 1970. De Westelijke Randweg doorsnijdt Overveen. Het Kennemerpark bestaat nog niet. Het transformatorstation zal in dit decennium gebouwd worden. Bron: TopoTijdreis


Nu was ook het groene gebied ten noorden van het Kennemer Lyceum niet meer veilig voor de landhonger van de eigen gemeente, althans niet het gedeelte dat ingesloten werd (en wordt) door de randweg en het spoor. In 1999 werd het Kennemerpark gerealiseerd. De tuinders zullen er niet onverdeeld enthousiast op gereageerd hebben. Als zij hun tuinen niet in bezit hadden gehad, moesten ze ongetwijfeld elders een fijn plekje vinden. Nu was het even slikken en het bleek al snel dat zij en de nieuwe bewoners elkaar niet echt in de weg zaten. Hier en daar kwamen er zelfs goede contacten tot stand.

 

Van verleden naar toekomst

In de laatste versie van de Bloemendaalse structuurvisie., gepubliceerd in 2011, staat te lezen (blz. 41):

“De gemeente Haarlem en de Provincie Noord-Holland voeren overleg over het overkluizen dan wel ondertunnelen van de Westelijke Randweg. Primair gaat het om het gedeelte tussen de spoorweg Haarlem-Zandvoort en de kruising Zijlweg. In een breder kader wil Bloemendaal dat ook wordt onderzocht wat de mogelijkheden zijn van een ondertunneling van de Randweg tussen het spoor Haarlem-Zandvoort en het spoor Haarlem-Beverwijk. Het gaat hierbij om een zoekgebied bovenop de Randweg zelf (dubbel grondgebruik) en de locatie ten noorden van het sportveld van het Kennemer Lyceum en het spoor Haarlem-Beverwijk. Samenwerking tussen Bloemendaal, de  gemeente Haarlem de provincie Noord-Holland is hierbij van groot belang.”

Voorblad Structuurvisie gemeente Bloemendaal

De Stichting RandBelang is voorstander van dit plan. Zij wil de mogelijkheid openhouden om het hele gebied, van Stoops Bad tot de provinciale zoutopslag, te integreren met de rest van Overveen. Met andere woorden: de breuk te herstellen. Mede daarom is het van groot belang dat toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen qua aard, vorm en afmetingen zoveel mogelijk passen in deze toekomstvisie. Natuurlijk beseffen wij dat het in de Structuurvisie genoemde plan niet gemakkelijk uit te voeren is. Mochten echter provincie en gemeente de handen in elkaar slaan en overgaan tot het bovengenoemde ondertunnelingsplan, dan wil de stichting graag meedenken over de hernieuwde aansluiting bij de overzijde van de Willem de Zwijgerlaan en over een harmonieuze ruimtelijke ontwikkeling van het gehele gebied. Wij zouden in dat geval graag zien dat de nieuwe bewoners een net zo prettige en gezonde woon- en leefomgeving krijgen als wijzelf.

De energietransitie zal de komende decennia doorgezet worden. De behoefte aan elektriciteit neemt als gevolg daarvan toe. De stichting acht het daarom van groot belang om de nu bestaande ruimte rond het transformatorstation te behouden voor noodzakelijke uitbreidingen, al mag die ruimte groener worden ingevuld dan nu het geval is.